Wie of wat waren de Bokkenrijders?
Om deze vraag te beantwoorden is het nodig om eerst een beeld te krijgen van de tijd en plaats waar we over spreken: 18e-eeuws Limburg. In de 18e eeuw werd het Limburgse platteland geteisterd door armoede en misdaad. Het was een politiek instabiele tijd, volgend op een reeks oorlogen in Europa zoals de Spaanse Successieoorlog en voorafgaand aan een reeks politieke veranderingen zoals de Franse Revolutie en de Bataafse Republiek. Ook in Limburg was de politieke situatie ingewikkeld: het ene dorp hoorde bij het Oostenrijkse land, bestuurd vanuit Brussel, het andere dorp hoorde bij het ‘Staatse’ land, bestuurd door de Staten-Generaal in Den Haag. Het rechtssysteem was ontoereikend en kon weinig doen tegen misdaad. Veel mensen waren arm en het platteland kreeg te maken met grote en kleine groepen zwervende mensen, bedelaars en dagloners zonder vast thuis, waardoor er veel diefstal plaatsvond. Soms liep dit zelfs uit in geweld.
De misdaden
Er vond een reeks misdaden plaats die vaak op vergelijkbare wijze gepleegd werden. Zo werden er binnen een paar jaar tijd veel kerken in de omgeving beroofd, altijd op dezelfde manier: er werd een ruitje ingetikt, de zilveren en gouden gewijde voorwerpen werden meegenomen en de hosties werden op het altaar gesmeten. Ook vond er een reeks overvallen plaats, meestal op boerderijen, een enkele keer ook bij een pastorie. Een groep gewapende mannen drong de woning binnen, de bewoners werden geslagen en vastgebonden, en de eigenaar van de woning werd met zijn voeten in het vuur gelegd of kreeg een vlam onder zijn neus totdat hij vertelde waar het geld verborgen lag. Soms liepen deze overvallen uit of doodsslag. Men vermoedde dat deze misdaden door één en dezelfde bende werden gepleegd.
De processen
In de jaren veertig van de achttiende eeuw werden de eerste verdachten gevat en in 1743 begon er een massaproces tegen verdachten van deze vermeende bende. Van 1743-1745, 1750-1752 en 1771-1777 vonden er in Overmaas massaprocessen plaats tegen deze verdachten en van 1774-1776, 1785-1786, 1789-1791 en 1793-1794 in Loon. Men dacht dat deze mensen een grote bende vormden, die overvallen pleegden en een verbond met de duivel hadden gesloten. Daarom werden zij Bokkenrijders genoemd; het verhaal ging dat ze door de lucht vlogen op de rug van de duivel, in gedaante van een bok. Dit sloot aan op al bestaande sagen en legendes. Maar voor de verdachten was het niet alleen een verhaaltje, maar ook een bittere waarheid: zij werden beschuldigd, gearresteerd, soms dagenlang gemarteld totdat ze bekenden, en uiteindelijk geëxecuteerd. Velen wisten te ontkomen, maar er waren er ook heel veel die dat geluk niet hadden. Honderden Limburgers werden geëxecuteerd of stierven in de gevangenis. Iedereen kende wel mensen die waren beschuldigd, vele families waren een vader, broer, echtgenoot of zoon verloren, of in sommige gevallen een moeder, zus, echtgenote of dochter. Tot op de dag van vandaag is de ware toedracht over deze Bokkenrijdersbende niet bekend.
Theorieën over de Bokkenrijders
De afgelopen tweehonderdvijftig jaar is er in Limburg veel aandacht geweest voor de Bokkenrijders. Natuurlijk onder historici, maar ook onder schrijvers in de romantiek, die er spannende, fictieve verhalen aan koppelden. Rondom het culturele fenomeen van Bokkenrijders bestaan ook talloze sagen en legenden, en dat alles heeft tot gevolg dat feit en fictie bij de geschiedenis van de Bokkenrijders vaak door elkaar lopen en moeilijk te scheiden zijn. Er bestaan vele theorieën over de Bokkenrijders, die ruwweg in drie groepen zijn in te delen: de satanistentheorie, de Robin Hood-theorie en de onschuldigentheorie.
Eerste theorie: satanisten
Volgens de satanistentheorie waren alle mensen die als Bokkenrijders veroordeeld zijn inderdaad schuldig aan deze overvallen. Dat niet alleen; volgens deze theorie waren ze duivelsaanbidders, slechte mensen waarvan het maar goed is dat ze aan de galg zijn gehangen. Gelukkig dat de overheid hun samenzwering op tijd ontdekte!
Het is niet moeilijk te bedenken waar deze theorie vandaan komt; de veroordeelde Bokkenrijders spraken in hun bekentenissen zelf over een verbond met de duivel, een eed waarbij ze “God af en de duivel aan” moesten zweren. Ook bekenden de meesten dat ze deze overvallen inderdaad hadden gepleegd en verklikten ze andere bendeleden. Ene Mathijs Smeets vertelde in zijn bekentenis zelfs dat ze met meer dan veertig man op een bok - de duivel in vermomming - door de lucht waren gevlogen! Veel aanhangers van de eerste theorie vinden dit voldoende bewijs; de verklaringen kwamen immers van de veroordeelden zelf. En de overvallen en diefstallen hebben natuurlijk echt plaatsgevonden; iemand moet die gepleegd hebben.
We lezen deze opvatting over de Bokkenrijders in primaire bronnen, zoals de processtukken en een paar liederen over de Bokkenrijders maar ook brieven waarin we lezen dat men zich zelfs in Den Haag en Brussel zorgen maakte over deze bende. Dit is de theorie die vooral de eerdere schrijvers over de Bokkenrijders hanteren. Schrijvers zoals S.J.P. Sleinada, die het eerste boek over de Bokkenrijders schreef, spreken vol afkeer over deze verwerpelijke bende en hun duivelse praktijken. Zelfs auteurs die geloven dat de verhalen over een eed, of verhalen die vertellen hoe de Bokkenrijders 's nachts op bokken door de lucht vlogen, zwaar overdreven zijn, zijn vaak wel van mening dat deze bende echt bestaan heeft en het Limburgse platteland terroriseerde met misdaad. Deze theorie is blijven bestaan en werd bijvoorbeeld gebruikt als basis voor de Efteling-attractie Villa Volta.
Tweede theorie: Robin Hood
Aanhangers van de Robin Hood-theorie geloven dat de Bokkenrijdersbende bestaan heeft, maar dat het eerder een politieke groepering was. Zij vergelijken de Bokkenrijders met de bende van Robin Hood, die opkwam voor de gewone bevolking, die stal van de rijken om aan de armen te kunnen geven. De 18e eeuw was een zware tijd en er was veel armoede en misdaad in Limburg. Onder de oppervlakte borrelden religieuze en politieke spanningen; er bestond een grote kloof tussen aan de ene kant de rijke bovenlaag van protestanten, die de ambten van schepen of drossaard vervulden en onderling verdeelden; en aan de andere kant de gewone, katholieke bevolking, die in armoede leefde en weinig te zeggen had. Volgens aanhangers van de Robin Hood-theorie was de Bokkenrijdersbende een manifestatie van de ontevredenheid onder de bevolking, een groep die volgens sommigen overvallen pleegde op rijke boeren om het geld onder de arme bevolking te kunnen verdelen, en die volgens anderen een revolutie wilde beginnen en de status quo omver wilde werpen voor een vrij en onafhankelijk Limburg. Volgens die laatste schrijvers waren het dus een soort vroege socialisten of communisten. Vaak wordt de chirurgijn Joseph Kirchhoffs neergezet als de leider van die bende, als een relatief rijke man die toch veel ophad met de arme bevolking.
Deze theorie kwam vooral in de romantische literatuur naar boven. Ook later is dit beeld populair gebleven, zoals in de bekende serie Bende van de Bokkenrijders door Ton van Reen. In de processtukken is geen brede basis te vinden voor deze theorie, maar het is waar dat de Bokkenrijders, vooral in de eerste vervolgingsperiode, voornamelijk bestond uit gewone lieden, zoals arme dagloners. Daarnaast zijn er de bekentenissen van enkele verdachten zoals Geertrui Bosch, de dochter van vermeend bendeleider Antoon Bosch; zij sprak over een enorme hoeveelheid wapens waarmee de bende een soort revolutie wilde beginnen.
Derde theorie: onschuldigen
Sinds enkele decennia is ook de theorie in opkomst gekomen dat de bende van de Bokkenrijders eigenlijk nooit bestaan heeft; de veroordeelden waren (voor het grootste deel) onschuldige mensen die werden vervolgd op basis van tortuurverklaringen. Deze theorie voert als bewijs aan dat de bekentenissen van de Bokkenrijders gedaan werden onder tortuur. Terwijl ze hevig gemarteld werden en helse pijnen moesten doorstaan, werden ze keer op keer gevraagd of ze schuldig waren aan bepaalde overvallen. Als ze niet bekenden, ging de tortuur door, soms zelfs dagenlang. Uiteindelijk braken de meesten en bekenden ze; ze gaven toe dat ze bepaalde overvallen hadden gepleegd en noemden de namen van hun medeplichtigen. Deze medeplichtigen werden vervolgens ook gearresteerd en verhoord, waardoor het weer opnieuw begon.
In deze verklaringen zitten echter veel tegenstrijdigheden. Zo werden er vaak tientallen mensen veroordeeld voor dezelfde overval, terwijl de slachtoffers maar enkele mensen hadden gezien en gehoord. De meeste verdachten wisten geen details; ze hadden wachtgelopen met een stok als wapen. Ze zouden dan met ongeveer vijftig man op wacht hebben gestaan. Ook vertelden enkele verdachten dat ze met soms wel zestig man naar een boerderij gegaan waren om deze te overvallen, maar dat ze weer waren vertrokken omdat er een hond blafte, of een knecht naar buiten kwam. Sommige bekentenissen waren tegenstrijdig, waardoor er meerdere versies bestonden over dezelfde gebeurtenis. Soms werden er overvallen bekend die nooit had plaatsgevonden. En zo waren er nog veel meer bijzonderheden, bijvoorbeeld in het geval van Philip Hersseler, die moest bekennen dat hij als éénjarige en als achtjarige weer aan een overval had deelgenomen. Ook Geertrui Bosch en Peter Müller bekenden dat zij als kinderen van twaalf bij de bende actief waren. Enkele keren werden er zelfs mensen veroordeeld voor een misdaad die kort na de gebeurtenis in een andere stad al was opgelost en waarvan alle daders al gepakt waren.
Op basis van de gaten in deze tortuurverklaringen en de tegenstrijdigheden met de verklaringen van slachtoffers, concluderen recente onderzoekers zoals Louis Augustus en François Van Gehuchten dat de meeste veroordeelden onschuldig waren en alleen bekenden om van de tortuur af te zijn. Zij verwijten de ondervragers uit de Bokkenrijdersprocessen dat ze last hadden van tunnelvisie; ze geloofden op voorbaat dat verdachten schuldig waren en pasten tortuur toe tot in de extremen om een bekentenis af te dwingen. Uit woede en onmacht over de misdaad in hun land, zochten ze wanhopig naar zondebokken om de schuld in de schoenen te schuiven. Mogelijk waren ze zo streng omdat ze echt geloofden dat ze hun land bevrijdden van een kwaadaardige bende, of omdat ze geloofden dat de duivel de verdachten in zijn macht had, waardoor ze niet langer mensen voor zich zagen. Maar sommige sceptici vragen zich af of het wellicht iets te maken heeft met de manier waarop schepenen en de schout betaald werden; hoe meer mensen er werden ondervraagd en veroordeeld, hoe meer geld het hen opleverde.
De eerste die met een uitgebreide bewijsvoering kwam voor deze theorie was Louis Augustus met zijn artikel in 1991: ‘Vervolgingsbeleid en procesvoering tegen de Bokkerijders: het ontstaan van een waandenkbeeld’. De eerste basis voor deze theorie ontstond echter al tijdens de Bokkenrijdersprocessen; in het laatste hoofdstuk van het boek van S.J.P. Sleinada uit 1779 lezen we dat sommigen ook toen al twijfelden aan de validiteit van deze processen, vanwege de grote hoeveelheid veroordeelden. Ook als enkele juristen de zaak onafhankelijk onderzoeken, zetten ze vraagtekens bij de procesvoering, waardoor de processen uiteindelijk worden stopgezet.
Slotwoord
Het is ongetwijfeld waar dat er bij de Bokkenrijdersprocessen mensen onschuldig veroordeeld zijn, maar er blijven vragen bestaan waarover we de volledige waarheid nooit zullen weten. En ook als onomstotelijk bewezen wordt dat de verdachten uit de Bokkenrijdersprocessen onschuldig waren, dan zullen er natuurlijk altijd wilde, romantische en spannende verhalen over blijven bestaan. Gelukkig maar.
Door Friso Bijleveld
Reactie plaatsen
Reacties
Beste Organisatie,
Mooi werk leveren jullie! Waar ligt de gedenksteen op de foto op deze pagina?
Vriendelijke groet,
Tobias Vandeursen