Jacob Otten

Jacob Otten (ook wel Jacobus Otten) (1739, Ubach - 15 oktober 1771, Herzogenrath) was een schoenmaker uit Ubach en vermeend Bokkenrijder. Hij was één van de eerste veroordeelden uit de derde vervolgingsperiode.

Persoonlijk leven

Op 18 maart 1739 wordt Jacob Otten gedoopt in Ubach als zoon van Arnold en Maria Rinckens; waarschijnlijk is hij begin maart geboren. Hij blijft in Ubach wonen en wordt schoenmaker. Op 3 februari 1760, als hij bijna 21 jaar is, trouwt hij in Merkstein met de 23-jarige Joanna Maria Cardaun/Cardous, dochter van Nicolaas en Elisabeth Essers en gedoopt op 18 oktober 1736. Tussen 1760 en 1769 krijgen ze vier zoons, waarvan de jongste dus ongeveer twee jaar oud is en de oudste ongeveer elf als hun vader sterft. Zijn vrouw overlijdt op 7 januari 1792 in Merkstein. Over Jacob Otten is verder niks bekend, behalve dat hij wordt beschreven als een lange man.

Proces

Van de processtukken over Ottens proces is vrijwel niks bewaard gebleven. We weten dat zijn naam al op 10 januari 1771 wordt genoemd door Joseph Keyser, de eerste arrestant. Enkele weken later beschuldigt ook Peter Müller hem. Otten wordt in maart gearresteerd en in juli verhoord. Hij beschuldigt in elk geval Leonard Louppen, maar trekt deze beschuldigingen de dag voor zijn eigen terechtstelling, dus op 14 oktober, weer terug. Toch bleef zijn verklaring in de dossiers van enkele medeverdachten zitten, zoals dat van Leonard Louppen.

Op 15 oktober 1771 sterft hij aan de galg op de Beckenberg te Herzogenrath, samen met acht anderen: Joseph Keyser, Joseph Ploum, Willem Ploum, Gabriël Reinarts, Peter Pauwels, Cornelis Dautsenberg, Adolf Steyns en Hendrik Steyns.

Jacob Otten is 32 jaar oud als hij sterft. Hij laat een vrouw en kinderen achter.