Leonard Ploum (‘Lennert met de Laem Handt') (Ubach, onbekend - Herzogenrath, juli 1772) is een gevangenisbewaker die vroeg in de derde vervolgingsperiode door zijn gevangenen Joseph Keyser en Peter Müller beschuldigd wordt. Hij wordt gearresteerd, gevangengezet en uiteindelijk geëxecuteerd.
Persoonlijk leven
Over het leven van Leonard Ploum is relatief weinig bekend, maar wel weten we dat hij tijdens de Zevenjarige Oorlog soldaat was bij het regiment Esser in dienst van de Keurvorst van de Pfalz. Bij de strijd bij Sapmainingen raakte hij gewond, waardoor hij maanden in een hospitaal moest verblijven. Mogelijk is dit de reden dat hij ‘met de lamme hand’ wordt genoemd; hij wordt ook wel eens als eenarmig beschreven.
Na zijn terugkeer naar het Land van Rode woonde Ploum op de hoeve Drinhausen (ook wel Drinhuysen) aan de weg naar Beggendorf, net buiten Ubach. Een andere verdachte, Peter Breuwer, verklaarde dat Ploum veldschut was geweest en nu als knecht en schaapsherder werkte. Hij was gevangenbewaker in de Burg van Rode in Herzogenrath; veldbodes of veldschutten werden hiervoor ook vaak ingezet.
Mogelijk was Leonard Ploum op 5 mei 1765 in Ubach getrouwd met Maria Joanna Engelen. Uit dit huwelijk zou een zoon geboren zijn die jong stierf.
Beschuldigingen
Joseph Keyser, de eerste verdachte van de derde vervolgingsperiode, beschuldigde Ploum al bij zijn eerste scherpverhoor (een ander woord voor tortuur), op 10 januari 1771. Hij verklaarde dat Ploum, die zijn bewaker was, hem bij zijn cel zou hebben gevraagd om zijn getuigenis te herroepen. Ook Keysers vriend Peter Müller, de tweede arrestant, beschuldigde Leonard Ploum; hij zei zelfs dat Ploum een brief had met de namen van zeventig medeplichtigen. In februari 1771 werd Leonard Ploum gearresteerd.
Ploum was niet de enige bewaker die door zijn gevangenen werd beschuldigd; dit gebeurde ook met bijvoorbeeld Joannes Dammers, Joannes Boijmans en Leonard Louppen, die allemaal door Peter Müller werden beschuldigd. Allemaal sterven zij als gevolg van de processen. Die beschuldigingen waren deel van de reden dat de normale burgerwachten bij Burg Rode niet meer betrouwbaar genoeg werden geacht, waardoor de schepenen besloten om een garnizoen soldaten uit Brussel te vragen als bewakers.
Proces
Leonard Ploum bood in eerste instantie nog juridisch weerwerk. Dit gebeurde niet veel; wanneer een verdachte werd gearresteerd, legde justitie beslag op zijn goederen, waardoor alleen verdachten met rijke families een advocaat konden betalen die dan brieven kon schrijven naar de rechters. Ploum liet getuigen oproepen: familieleden die verklaarden dat hij tijdens de nacht van een misdaad waarvan hij werd beschuldigd bij hen had geslapen. Hierdoor kon hij zijn proces enkele maanden rekken, maar uiteindelijk werd ook hij aan de tortuur onderworpen, op 28 mei 1771 en 29 juli 1771.
Verklaringen
Onder tortuur verklaarde Ploum dat hij bij een overval in Würm vijf mannen met paarden had gezien, waaronder de chirurgijn Joseph Kirchhoffs uit Herzogenrath, die een blauwe mantel droeg. Ploum vertelde dat hij het paardje van de chirurgijn moest vasthouden in ruil voor drinkgeld, wat hij echter niet kreeg. Dit zou zijn enige betrokkenheid bij de overval zijn geweest. Hij beschuldigde onder anderen Joseph Kirchhoffs, die een week later werd gearresteerd; Baltus Kirchhoffs; en een koster uit Hoengen, ene Peter Kirchhoffs, die eigenlijk Joannes heette en waarschijnlijk geen broer was van Joseph en Baltus Kirchhoffs, zoals sommigen wel dachten.
Ploum vertelde dat hij een paar keer geld vroeg aan Joseph en Baltus Kirchhoffs, die hij neerzette als de bendeleiders, maar het niet kreeg. Ook vertelde hij dat hij, drie dagen voor de eerdergenoemde overval in Würm, in het huis van Baltus Kirchhoffs in Merkstein een eed had gezworen. Hij zei dat er bij die eed een doodshoofd met haren op tafel stond en dat Baltus Kirchhoffs zijn naam noteerde in een groot boek.
Ook bekende hij een complot voor een overval op hoeve Drinhausen, eerder ook al bekend door Peter Müller; sommige bronnen vermelden dat Leonard Ploum hier zelf woonde en misschien als knecht in dienst was.[2] Hij noemde ruim dertig medeplichtigen, maar de overval zou niet door zijn gegaan doordat de bendeleden werden verjaagd door een groepje knechten met honden. Hij ontkende deelname aan een aantal andere overvallen, omdat hij toen als militair in dienst was van de Keurpfalz en niet in de streek verbleef.
Net als Peter Müller en Joseph Keyser gaf Leonard Ploum een aantal wilde verklaringen: zo vertelde hij over een Joodse heler, Joannes Benedic, uit Hunshoven, waar hij gestolen goed zou hebben verkocht. Ook vertelde hij dat ze een overval op kasteel Erenstein gepland hadden, maar dat de koster uit Hoengen (Peter of Joannes Kirchhoffs) dit afraadde, omdat er al te veel aandacht was voor de Bokkenrijdersbende.
Na de twee martelingen legde Ploum nog vier vrijwillige verklaringen af, op 19 oktober 1771, 25 november 1771, 5 maart 1772 en 19 juni 1772. Uiteindelijk werd hij in juli 1772 geëxecuteerd aan de galg op de Beckenberg bij Herzogenrath, net als zijn voorgangers Joseph Keyser en Peter Müller.
Bronnen
Van Eekelen, J. (z.d.). Bokkenrijders en afstammelingen > Muller, Peter > Peter Müller, zadelmaker in Ubach, gefolterd, galg 1772. johnve.home.xs4all. Geraadpleegd op 29 september 2022, van https://johnve.home.xs4all.nl/AFS_4/A426.html#429
Van Gehuchten, F. (2014). Bokkenrijders. De schande van Limburg. De derde en grootste bokkenrijdersvervolging, 1770-1778, Heerlen: Leon van Dorp. p. 27, 31, 36-37 40-41, 240
Reactie plaatsen
Reacties